Beëdiging

Ieder Kamerlid moet bij de aanvaarding van zijn ambt (dus als hij of zij met het werk begint) een eed of belofte afleggen. Dit betekent dat het Kamerlid de volgende zaken moet ‘zweren’ of ‘verklaren en beloven’:

  • dat hij of zij geen giften aan iemand heeft beloofd of gegeven om lid van de Kamer te kunnen worden;
  • dat hij of zij bij de uitoefening van het ambt geen beloften of geschenken van iemand heeft aangenomen of zal aannemen;
  • dat hij of zij trouw aan de Koning, het statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet zal zijn en ten slotte
  • dat hij of zij de plichten die het ambt oplegt getrouw zal vervullen.