Geschiedenis van de democratie

Volg de stappen door de geschiedenis

Nederland is niet altijd een democratie geweest. Eerst waren er graven en hertogen die het voor het zeggen hadden. Daarna volgden er vele veranderingen die tot de democratie hebben geleid die Nederland nu is.

– 1555: Gewesten, Staten en Staten-Generaal

Gewesten

Lang geleden bestond het gebied dat we nu Nederland en België noemen uit verschillende ‘gewesten’. Het was niet één land. Je had bijvoorbeeld de gewesten Holland, Zeeland en Gelre. Aan het hoofd van zo’n gewest stond vaak een graaf of hertog.

Statenvergaderingen

Als de graaf of hertog (ook wel landsheer genoemd) geld nodig had, riep hij vertegenwoordigers van de adel, van de kerk en wat rijke burgers uit de steden bij elkaar. Dat heette een Statenvergadering. (Staten is een ander woord voor ‘standen; de staten vertegenwoordigden dus de verschillende standen van de maatschappij: de geestelijkheid, de adel en de burgerij.)

Ieder gewest had een eigen Statenvergadering. In ruil voor het geld dat een gewest zijn landsheer gaf, beloofde die landsheer met zijn leger het gewest te beschermen.

Staten-Generaal

In de vijftiende eeuw kreeg de hertog van Bourgondië, Filips de Goede, grote delen van wat we nu Nederland noemen in zijn bezit. Af en toe riep hij de Statenvergaderingen van alle gewesten bij elkaar als hij ze allemaal tegelijk om geld wilde vragen. Dat werd de Staten-Generaal genoemd. De eerste vergadering was in 1464.

In de zestiende eeuw gingen de Staten-Generaal zich ook bemoeien met de manier waarop de gewesten bestuurd moesten worden. Ze kwamen ook bij elkaar zonder dat de landsheer hen om geld had gevraagd.

Filips de Goede, hertog van Bourgondië

1555 – 1648: Filips II en de 80-jarige Oorlog

Filips II

De grote landsheren bemoeiden zich niet zo met het bestuur van de gewesten. Veel werd beslist door de gewesten zelf. Alles veranderde toen in 1555 de Spaanse Filips II landsheer van de Nederlanden werd. Hij luisterde niet langer naar de gewesten. Hij stelde zijn eigen raadslieden aan. Hij wilde de vrijheden van de gewesten beperken en zijn eigen macht vergroten.

Tachtigjarige Oorlog

Maar de gewesten wilden liever hun vrijheden houden. Daarom kwamen ze in 1568 in opstand tegen Spanje. Zeven gewesten werkten samen en kozen als hun leider Willem van Oranje. Hij was de allerhoogste edelman in de Nederlanden. Willem bracht een leger op de been om te vechten tegen Filips II. Over Willem van Oranje werd een lied gemaakt, dat lied is nu het Nederlandse volkslied: het Wilhelmus.

Zeven gewesten besloten samen een republiek te vormen zonder Filips II of een andere landsheer. De opstand wordt de Tachtigjarige Oorlog genoemd, omdat de opstand tegen Spanje en het loskomen van de overheersing door Spanje alles bij elkaar zo’n tachtig jaar heeft geduurd. Uiteindelijk sloten de Republiek en de opvolger van Filips II in 1648 vrede.

Willem van Oranje

1588 – 1795: De Republiek en de stadhouders


Republiek der Verenigde Nederlanden

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bestond uit zeven gewesten (provincies): Holland, Zeeland, Groningen, Utrecht, Friesland, Gelderland en Overijssel.

In de Republiek hadden de gewesten veel vrijheid om dingen op hun eigen manier te regelen. Ze hadden geen koning die de baas was over de gewesten. Belangrijke beslissingen namen ze samen in de Staten-Generaal. Daarin in zaten de vertegenwoordigers van alle gewesten. De regel was dat ieder gewest één stem had, maar het gewest Holland was het rijkste gewest en betaalde ook het meeste voor de Republiek. Daardoor had Holland het meeste te zeggen.

Stadhouders

De gewesten hadden geen koning. Wel waren er de ‘stadhouders’. De stadhouders waren leiders van één of meer van de zeven gewesten. Willem van Oranje was bijvoorbeeld stadhouder van Holland, Zeeland én Utrecht. Zijn opvolgers Willem IV en Willem V waren zelfs stadhouder van alle gewesten. De stadhouders waren dus best machtig. Ze besloten bijvoorbeeld wie burgemeester werd van een stad en ze waren de baas van het leger.

Stadhouder Willem II van Oranje

1795 – 1806: de Bataafse Republiek

Eind 18de eeuw hadden groepen rijke burgers kritiek op stadhouder Willem V. Zij vonden dat de stadhouder te veel macht had en wilden zelf meer invloed op de politiek. Deze tegenstanders van Willem V werden patriotten genoemd.

In Frankrijk had het volk in die tijd net de Franse koning afgezet, en dat wilden de patriotten ook met de stadhouder doen. De patriotten riepen de hulp in van de Fransen. In 1795 joegen zij samen met Franse troepen de stadhouder weg en riepen de Bataafse Republiek uit.

Voor het eerst kwamen er toen verkiezingen in Nederland, waar bijna alle mannen aan mee mochten doen. Zij kozen de leden van de Nationale Vergadering. Dit was voor het eerst dat er een echte volksvertegenwoordiging was in Nederland, eigenlijk wat de Eerste en Tweede Kamer nu zijn.

De Nationale Vergadering van 1795

1806 – 1813: Napoleon en Nederland

In 1806 was het alweer afgelopen met de Bataafse Republiek. Napoleon, de keizer van Frankrijk maakte zijn broer koning van het Koninkrijk Holland. Koning Lodewijk Napoleon was erg populair, maar in 1810 zette Napoleon zijn jongere broer af en nam zelf de macht over. Nederland werd toen een onderdeel van het Franse Rijk.

Napoleon

1815-1848: Nederland een koninkrijk

In 1815 ging Nederland pas echt lijken op het land dat het nu is. De Fransen waren vertrokken en Nederland werd een koninkrijk. Het Koninkrijk der Nederlanden bestond toen uit Nederland, België en Luxemburg samen. Er kwam een grondwet waarin stond dat het land bestuurd werd door de koning samen met de Staten-Generaal.

De eerste koning

De zoon van de laatste stadhouder kwam terug uit Engeland. Daar was zijn vader heen gevlucht voor de Fransen. Toen zijn kleine boot in Scheveningen op het strand aankwam, werd Willem onthaald als een held. Hij werd de eerste Nederlandse koning: koning Willem I.

Koning Willem I

Staten-Generaal

In 1815 kwamen ook de Staten-Generaal voor het eerst weer bij elkaar (het ene jaar in Brussel het andere jaar in Den Haag). Het waren niet langer vertegenwoordigers van de gewesten, zoals in de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Staten-Generaal bestond nu uit een Eerste Kamer en een Tweede Kamer.

Eerste Kamer

De leden van de Eerste Kamer koos Willem I zelf uit. De koning koos vaak zijn vrienden uit de adel, mensen die het met hem eens waren. In die tijd was de adel de eerste en belangrijkste klasse, en dus noemde de koning deze Kamer: de Eerste Kamer. Als je door hem werd benoemd als lid van de Eerste Kamer, was dat voor de rest van je leven.

Tweede Kamer

Er was ook een Kamer met mensen die niet door koning Willem I gekozen waren. Dit werd de Tweede Kamer. De leden van de Tweede Kamer waren meestal niet van adel en werden gekozen door de leden van Provinciale Staten, eigenlijk zoals nu de leden van de Eerste Kamer worden gekozen. De Eerste en Tweede Kamer hadden toen niet zoveel te zeggen. Want ook zonder hun toestemming kon koning Willem I allerlei belangrijke beslissingen nemen. Ook werden de Kamerleden niet democratisch gekozen: maar een kleine groep van de mannen mocht stemmen en vrouwen helemaal niet. Dat veranderde pas vanaf 1917, toen er ‘algemeen mannenkiesrecht kwam. En vanaf 1919 mochten ook alle vrouwen stemmen.

1848-1919: Grondwet en Johan Thorbecke


Verzet tegen de macht van de koning en Johan Rudolf Thorbecke

In de negentiende eeuw vonden steeds meer mensen in Nederland dat de koning veel te veel te zeggen had en de Staten-Generaal veel te weinig. Tweede Kamerlid Johan Thorbecke bedacht een verandering van de Grondwet waardoor de Staten-Generaal meer macht zouden krijgen en de koning minder. Maar de koning Willem II wilde zijn macht niet kwijt en was niet van plan iets te veranderen.

Toch ging de koning uiteindelijk overstag. Want niet alleen in Nederland waren de mensen boos. In andere landen van Europa kwam het volk echt in opstand tegen hun koningen. Daar werden koningen van hun troon gestoten en soms zelfs een kopje kleiner gemaakt. Daardoor werd Willem II bang. Als hij niet zou veranderen, zouden de mensen misschien ook wel zijn paleis gaan bestormen! Van de ene op de andere dag besloot hij toch in te stemmen met een verandering van de Grondwet. Hij zei tegen zijn ministers: “Vannacht heb ik besloten dat Nederland toch maar een democratie moet worden. Ik ben van een conservatief een liberaal geworden: de Grondwet moet veranderen.” En zo kreeg Johan Thorbecke in 1848, samen met andere Tweede Kamerleden, de opdracht om op te schrijven wat er veranderd moest worden aan de Grondwet.

Johan Rudolf Thorbecke

Wat sinds 1848 in de Grondwet staat

In de Grondwet van Thorbecke stonden een paar belangrijke veranderingen:

  • De leden van de Tweede Kamer werden niet meer indirect gekozen door de Provinciale Staten, maar rechtsreeks door het volk.
  • De Eerste Kamer werd niet langer door de koning benoemd. Voortaan werden de leden indirect gekozen, door de Provinciale Staten.
  • De Tweede Kamer kreeg het recht van amendement, het recht van interpellatie en het recht van enquête.

De democratie zoals we die nu hebben in Nederland is begonnen met de eerste grondwetswijziging van Johan Thorbecke. Maar een echte democratische volksvertegenwoordiging was de Staten-Generaal nog niet. Er waren maar heel weinig mensen die een stem mochten uitbrengen: alleen mannen met veel geld. Daarom zijn er later nog drie grote aanpassingen gekomen op deze Grondwet. Pas in 1919 mochten alle volwassen mannen en vrouwen meedoen aan verkiezingen.

1917 tot nu: vrouwen in de politiek

Vroeger hadden alleen rijke mannen kiesrecht. Maar aan het einde van de negentiende eeuw vonden vrouwen dat ook zij het recht moesten krijgen om te stemmen. Samen richtten de vrouwen toen de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht op.

Aletta Jacobs

Vrouwen in de Tweede en de Eerste Kamer

  • In 1917 is er een eerste succes: vrouwen mogen gekozen worden als lid van de Tweede Kamer.
  • In 1918 komt de eerste vrouw in de Tweede Kamer, haar naam is Suze Groeneweg.
  • In 1920 kwam de eerste vrouw in de Eerste Kamer: Carry Pothuis-Smit.
  • In 1919 krijgen de vrouwen ook stemrecht. Ze moesten toen nog wel wachten tot de verkiezingen van 1922 om voor het eerst echt te kunnen gaan stemmen.